Ultra fast fashion

Achter de schermen van ultra fast fashion

Ter gelegenheid van de Fashion Revolution Week, van 22 tot 29 april, spreken we met Jasmien Wynants, experte duurzame mode en coauteur van het boek Groeien broeken aan bomen?

Weet jij wat een ‘TikTok haul’ is? Het werkt als volgt. Een influencer haalt een hele hoop spullen, vaak kledij, in huis en overloopt de oogst of ‘haul’ voor de camera. Soms tonen ze gewoon wat ze op de kop konden tikken, andere keren is er een pakket met tientallen kledingstukken toegekomen. Die krijgen elk een korte demonstratie en belanden dan op de ‘ja-stapel’ of de ‘nee-stapel’. Follow for more.

Leuk, lichtvoetig tijdverdrijf. Maar er schuilt dus meer achter. “Fast-fashionbedrijven, zoals het Chinese Shein, spelen in op die trend”, vertelt Jasmien Wynants. “Ze maken een aantal kledingstukken in kleine hoeveelheden en sturen die naar populaire influencers om ze uit te proberen. Wat aanslaat, produceren ze vervolgens en masse. Maar trends zijn vluchtig, dus ook de productie moet snel gaan. En dat leidt vaak tot verschrikkelijke arbeidsomstandigheden in lageloonlanden. Telefacts bracht er begin dit jaar een undercoverreportage over. Ze vonden mensen die tot ’s nachts moeten werken en maar één dag vrij hebben per maand. Elke dag moeten ze minstens vijfhonderd stuks afkrijgen. Als ze een foutje maken, zijn ze twee derde van hun loon kwijt.”

Fashion Talks

Het is de sociale kost van wat we ondertussen al ‘ultra fast fashion’ moeten noemen, want sinds de opkomst van fast fashion in de jaren negentig hebben we een versnelling hoger geschakeld. Het is een businessmodel gebouwd op overproductie en overconsumptie, ten koste van de mensen en van de planeet.

“We kopen steeds meer kledij die we héél kort dragen en dan weggooien: take, make, waste, repeat. Vroeger spraken we over modetrends in termen van seizoenen, nu is het vaak een kwestie van weken. De trends gaan sneller, dus de kwaliteit neemt af, dus dragen we kleding minder lang, dus gaat de kwaliteit verder naar beneden … En daardoor stijgt niet alleen de sociale kost, ook de impact op het milieu neemt toe. Zelfs recyclage is moeilijker geworden, want de vezels van deze kleren zijn gewoon niet sterk genoeg.”

“Het grootste deel van de ecologische impact van onze kledij zit in de materialen en productie. Katoen is bijvoorbeeld een heel dorstige plant. Voor één T-shirt is 2700 liter water nodig. Een jeansbroek? 7000 liter. Dat zijn enorme hoeveelheden, maar mensen staan daar niet bij stil. We dragen zo’n T-shirt een paar keer, tot we bijvoorbeeld de kleur beu zijn. Dan smijten we het weg. Op die manier verbruiken we zoveel kledij dat de boeren onder druk staan om zo snel mogelijk katoen te produceren en zo de grond uitputten. Andere stoffen, zoals polyester, zijn gemaakt van olie, een niet-hernieuwbare grondstof. Maar ook in gebruik hebben ze een grote impact. Als je op olie gebaseerde vezels wast, komen er microplastics vrij. En dan is er nog de klimaatimpact. De productie van textiel stoot meer broeikasgassen uit dan alle lucht- en scheepvaart samen.”

Koester je kleren

Er is dus werk aan de winkel in de modesector. Duurzaam textiel staat alvast hoog op de Europese agenda. In 2022 presenteerde de Europese Unie haar Strategy for Sustainable and Circular Textiles en begin dit jaar lanceerde het ECOSYSTEX om projecten rond duurzaam textiel te ondersteunen. Ook in de werkagenda Maakindustrie van Vlaanderen Circulair is er aandacht voor textiel. Maar dat is misschien nog te veel een ver-van-je-bed-show. Wat kan je zélf doen?

Wynants: “Mijn advies is in de eerste plaats: koester je kleren. We zijn dat gevoel wat kwijt geraakt, maar wie had als kind geen favoriete jas, trui of schoenen? Misschien iets waar je lang voor gespaard had, waar je zorg voor draagt, waar onderweg mooie herinneringen aan blijven kleven. Ik raad zeker aan om kwaliteit te kopen en kledij met bijvoorbeeld een ecologisch certificaat. Maar als je zo’n kledingstuk ook maar vijf keer draagt, maakt het niet zoveel verschil. Minder kopen, langer dragen, herstellen in plaats van weggooien. Dat is de basis.”

“We denken soms dat we geen effect hebben op de grote bedrijven. Maar als we allemaal minder en meer bewust kopen, verandert de druk op die bedrijven. Dan is het voor hen weer interessanter om kwaliteit in plaats van kwantiteit te bieden. Op een platform zoals COSH! kan je al heel wat informatie terugvinden over duurzame merken en hoe hun productieproces eruitziet. Aarzel niet om ernaar te vragen in de winkel of zoek het bedrijf op via het internet. Niet alle informatie is betrouwbaar, maar al zoekende leer je.”

“We weten niet meer hoeveel materiaal, tijd en werk er in onze kledij kruipt en dat wil ik veranderen. Daarom heb ik samen met ontwerpster Judith Thomas een boek geschreven om dat op een laagdrempelige manier uit te leggen: Groeien broeken aan bomen? Er staan tips in om kledij langer te laten meegaan, waar je op kan letten, wat te doen als je toch iets moet weggooien …”

Het boek wordt gelanceerd tijden de Fashion Revolution Week. “Dat initiatief is tien jaar geleden opgestart naar aanleiding van de Rana Plaza-ramp in Bangladesh. Toen stierven meer dan duizend mensen bij de instorting van een kledingfabriek, maar het was zeker niet de eerste keer dat zoiets gebeurde. Vandaar de slogan van Fashion Revolution Week: ‘No one should die for fashion’. Het initiatief nodigt mensen uit om aan producenten te vragen wie de kleren maakt, om het gesprek aan te gaan en te laten zien dat we ethische kledij belangrijk vinden.”

“Fashion Revolution Week is ontstaan in Engeland en ondertussen wereldwijd gegroeid, al is het bij ons nog niet zo groot. Maar bijvoorbeeld op de website van de stad Hasselt vind je een hele lijst activiteiten, van repaircafés tot borduurworkshops.”