Nederlandse perenbomen in de zee: groot succes
Nederlandse onderzoekers lieten in de Waddenzee een aantal piramides gemaakt van oude perenbomen afzinken. Na 16 maanden is er rond de kunstmatige structuren een ware explosie van zeeleven te vinden.
In 2022 kieperden Jon Dickson en zijn kompanen 192 perenbomen in de Waddenzee. Het was geen geval van postmodernistisch sluikstorten, wel onderdeel van Dickson’s promotieonderzoek aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). Hij had de perenbomen gebruikt om drie meter hoge piramides te bouwen, die met behulp van gewichten op de bodem verankerd werden. Zo wou hij nagaan of de constructies geschikt waren als leefgebied, schuilplaats en foerageergebied voor allerlei zeedieren.
Vroeger werd die rol in de Waddenzee vervuld door veenbonken, stenen en grote hoeveelheden drijfhout dat door rivieren naar de zee vervoerd werd. Maar nu is de wadbodem vooral een zandvlakte. Vissers en baggeraars verwijderden heel wat structuren van de bodem en door het indammen van rivieren raakte het drijfhout niet meer ter plaatse. Wat er nog overbleef, verdween langzaamaan onder het zand. Geen aangename omgeving voor koraalbouwers en dus ook niet voor de veelheid aan vissen, krabben en garnalen die in en rond zulke riffen leven.
Kunstmatige koraalriffen
Het gebeurt wel vaker dat mensen kunstmatig structuur aanbrengen op de zeebodem, zodat koraalriffen zich zouden ontwikkelen. Het eerste Rainbow Warrior schip van Greenpeace werd bijvoorbeeld een tweede keer tot zinken gebracht om er koraal op te laten groeien. De eerste keer werd het tot zinken gebracht door de Franse geheime dienst. Niet iedereen heeft zomaar een scheepswrak met een sordide achtergrondverhaal op overschot liggen om koraalgroei te stimuleren. Maar in Nederland worden wel elk jaar 400 ha laagstam perenbomen gerooid. Dus als die evengoed kunnen dienen, is dat mogelijk een goedkopere oplossing.
Hotspot van biodiversiteit
De eerste resultaten zijn alvast bemoedigend. Zes maanden nadat de piramides op de bodem terecht kwamen, keerde Dickson terug en hees hij er een paar terug naar boven. Tot zijn verbazing was het hout op die korte tijd al een ware hotspot aan biodiversiteit geworden, bedekt met mosdiertjes, macroalgen, mossels, anemonen en zeepokken. Uit metingen bleek bovendien dat er vijf keer meer vissen en meer vissoorten voorkwamen tussen de perenriffen dan op meer zandige bodem in de buurt. De vissen die ze aantroffen waren ook groter en vergezeld van veel meer steurgarnalen, een belangrijke voedingsbron. Zelfs de zeehonden bleken de perenbomen genegen.
Na zestien maanden kwam Dickson nog eens terug. De biodiversiteit was alleen maar toegenomen. De onderzoekers troffen bovendien enorme hoeveelheden botervisjes aan en duizenden eitjes van zeekatten. De kunstriffen waren duidelijk broedplaatsen geworden. Dan rest nog de vraag hoelang een perenboom kan bestaan op de bodem van de Waddenzee. Een onderwerp waar nog maar weinig wetenschappelijke literatuur over bestaat, maar Dickson is optimistisch: “Nu al zien we dat paalwormen het hout flink hebben aangetast. Maar als het meezit, zijn de bomen na enkele decennia zo volgegroeid met rifbouwers zoals schelpdieren, dat er dan een natuurlijk rif achterblijft.”