'Kledingsector heeft nood aan transparantie en samenwerking'

Bij de instorting op 24 april van de Rana Plaza kledingfabriek in Bangladesh kwamen meer dan 1100 mensen om het leven. Intussen tekenden al 40 kledingketens – waaronder ook het Belgische JBC – het zogenaamde ‘Accord on Fire and Building Safety’ dat de veiligheid in de Bengalese fabrieken moet verbeteren. Maar welk verschil zal dit akkoord maken en wat kunnen Westerse kledingbedrijven nog doen om hun productieketens te verduurzamen?

11 april 2005. De illegaal gebouwde verdiepingen van de Bengalese Spectrum kledingfabriek storten in en 64 lokale arbeiders laten het leven. Internationale arbeidsorganisaties en actiegroepen trekken aan de alarmbel. Maar wat 8.000 km verder gebeurt, durft na enkele weken al eens onder de radar van de Westerse kledingbedrijven en hun consumenten te verdwijnen. Tot op 24 april 2013, wanneer ook de kledingfabriek Rana Plaza als een kaartenhuis ineenstuikt en zo aan meer dan 1100 arbeiders het leven kost.

Beweging vanuit bedrijven

Echter, ditmaal lijkt er wel actie te komen. 40 kledingbedrijven – waaronder het Belgische JBC – tekenden intussen het Accord on Fire and Building Safety, een overeenkomst waarin de merken zich engageren voor betere werkomstandigheden in de fabrieken waar ze hun kleding laten vervaardigen. Voor de ramp hadden enkel PVH, het moederbedrijf van Calvin Klein en Tommy Hilfiger, en de Duitse retailer Tchibo dit akkoord ondertekend.

MVO Vlaanderen had een gesprek met Ben Vanpeperstraete van de Schone Kleren Campagne, de actiegroep die strijdt voor betere arbeidsomstandigheden in de textielsector en initiatiefnemer van het akkoord.

Waartoe verbindt een kledingbedrijf zich bij de ondertekening van het Accord on Fire & Building Safety?

Ben Vanpeperstraete: Alle bedrijven die het akkoord ondertekenen zijn bereid om hun leverancierslijsten met elkaar te delen. De bedoeling is om bij de leveranciers met de grootste productieconcentraties inspecties uit te voeren. Hieruit volgen dan actieplannen voor de leveranciers met de benodigde renovaties en hun deadlines. De kledingbedrijven die het akkoord ondertekenen, zorgen voor de financiering van deze onderhoudswerken. Interessant is dat we zo de strategieën van al deze bedrijven bundelen en samenwerken naar veiligere fabrieksgebouwen.

Ook veiligheid- en gezondheidscomités waarin werknemers vertegenwoordigd zijn, komen aan bod in het akkoord. Welke rol speelt de vrijheid van vereniging in deze problematiek?

Ben Vanpeperstraete: Er is geen oplossing mogelijk zonder de vrijheid van vereniging. Dit komt omdat technocratische audits tekortschieten. Sommige van de ingestorte fabrieken hadden bijvoorbeeld een certificaat op zak. Er is nood aan een ruimer systeem van monitoring, waarin werknemersbetrokkenheid en –participatie is opgenomen. Als werknemers oordelen dat hun werksituatie onveilig is, door bijvoorbeeld barsten in de muren of versperde nooduitgangen, moeten zij gehoord worden.

Wat is de belangrijkste stap die textielbedrijven moeten zetten richting een duurzamere productieketen?

Ben Vanpeperstraete: De leiders van de 21e eeuw zullen de bedrijven zijn die transparanter werken en samenwerken. Transparantie kan onder verschillende vormen. Bijvoorbeeld via een duurzaamheidsverslag of via het publiceren van leverancierslijsten (cfr. H&M en Nike). Maar je hoeft niet meteen alles op het internet te gooien. Kledingmerken kunnen lid worden van multi-stakeholderinitiatieven waar ze deze informatie delen met sectorgenoten en samen werken aan gedragscodes, verbeterplannen en transparantie. Ieder bedrijf dat zelf de wereld probeert te redden, zal nooit deze systematisch ingebakken problemen oplossen.

Beweging vanuit overheden

Ook de Europese Unie trok na de ramp aan de alarmbel en dreigde Bangladesh aan te pakken door allerlei economische voordelen te schrappen tot de arbeidsomstandigheden er verbeteren. Nederland nam een duidelijk standpunt in door samen met Bangladesh het voorzitterschap op te nemen van een groep donorlanden, bedrijven en maatschappelijke organisaties die de mistoestanden in de textielsector in Bangladesh zal aanpakken. Bovendien maakt Nederland 9 miljoen euro vrij om met medefinanciering van de textielsector de schrijnende arbeidsomstandigheden in Bangladesh te verbeteren.

Wat kan de overheid doen om bij te dragen aan ethisch verantwoorde productieketens?

Ben Vanpeperstraete: De overheid kan een significante rol spelen als het gaat over transparantie en aansprakelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn strengere etiketeringsverplichtingen voor de textielsector of het doortrekken van ketentransparantie tot op het niveau van de productiefaciliteit. In de VS is een bepaalde vorm van ketentransparantie een douaneverplichting. Ook de Europese voedingssector staat al heel wat verder op dat vlak. De wetgever moet voor de textielsector een minimum aan arbeidsvoorwaarden opleggen. Ook door zelf 100% eerlijk aan te kopen, kan de overheid een voorbeeldrol spelen.

Vincent Fobelets