We spreken met de genomineerden van de Sustainability Awards Antwerpse havengemeenschap (3)

Op 16 november 2016 reikte de Antwerpse havengemeenschap haar allereerste Sustainability Award uit. Vier genomineerden dongen mee voor de prijs: ECLUSE, BASF, Gyproc en Qpinch.

Uiteindelijk stond ECLUSE op het hoogste schavotje. Alle kandidaten hebben echter straffe duurzaamheidsprojecten. Dus  laten we ze allemaal aan het woord.

In dit gesprek hebben we het over het project van Qpinch. Zij maken met restwarmte - warme uit processen die nu verloren gaat in de lucht of rivier - nieuwe industriële energie.

In de havenindustrie en in alle procesindustrieën ter wereld, gaat nog veel energie verloren in de vorm van restwarmte. Dat komt omdat de temperatuur te laag is geworden om nog bruikbaar te zijn.

Qpinch heeft installaties om een belangrijk deel hiervan efficiënt te recupereren.

In de Antwerpse haven kan Qpinch meer dan 200 MW stoom produceren uit de beschikbare restwarmte. Dat is een potentiële besparing in gasverbruik van 50 miljoen euro per jaar en 400.000 ton CO2 – evenveel als wat 250.000 auto’s per jaar uitstoten. En zo’n efficiëntiewinst verankert niet alleen onze industrie maar helpt Vlaanderen ook een heel stuk vooruit in de klimaatdoelstellingen.

Wouter Ducheyne, CEO van Qpinch, vertelt.

Hoe is het projectidee ontstaan?

“Ik werkte vroeger in de haven bij een groot chemiebedrijf. Op zonnige, koude winterdagen zie je heel goed hoeveel warmte er in die fabrieken de lucht in gaat. Ik dacht: “hoe kunnen we daar iets mee doen?” Elders is er veel warmte nodig. Zouden wij dat kunnen transporteren naar daar? Dan heb je natuurlijk een oplossing nodig om die warmte op te slaan.

Zo is de bal aan het rollen gegaan. Al gauw bleek dat dit niet efficiënt is: je moet heel veel investeren in transport. Het is altijd veel beter om warmte te hergebruiken waar ze ontstaat.

Naar bestaande oplossingen kijken had geen zin, die kan je enkel nog marginaal verbeteren. Daarom ben ik gaan kijken hoe de natuur de energie opslaat.”

Wat kwamen jullie te weten?

“Wat de natuur doet is eigenlijk een complexe formule. Ik probeer het eenvoudig uit te leggen.

Aan alle lichaamsmoleculen zitten een soort QR-codes.

Een cel ziet dat passeren en zegt: dat is een energiepakketje, dat heb ik nodig. Ze neemt dat binnen en haalt de energie eruit. Met die QR-pakketjes waren wij niets voor onze oplossing. Wat wij wilden gebruiken is het stukje – het systeempje – dat energie kan opslaan en terug kan afgeven.”

“Dus wij werken met de warmte. Een lichaam werkt door organica te verbranden, waarbij trouwens CO2 wordt gemaakt. Elk chemisch proces werkt eigenlijk op warmte. In mensen is dat op lichaamstemperatuur – 37°C. In de industrie heb je echter hogere temperaturen nodig. Wij konden dus niet zomaar kopiëren wat er bij ons, of in elke levende cel trouwens, gebeurt.”

“Na tien jaar onderzoek en ontwikkeling zijn wij onze oplossing aan het commercialiseren. We hebben zeg maar een kopie gemaakt van het proces dat op microniveau in cellen gebeurt en het op industriële schaal gebracht.

Onze transformator is in feite heel eenvoudig. Aan een kant stop je er restwarmte in, bijvoorbeeld warm water van 70°C of stoom van 110°C, ik zeg maar wat. En aan de andere kant komt er warmte uit van de gewenste, hogere temperatuur. Bijvoorbeeld stoom van 120°C of 180°C.”

“Wat we dus doen is iets wat nu waardeloos is – warmte van te lage temperatuur – omvormen tot nieuwe procesenergie. Meestal is dat stoom. Wij maken dus stoom van warmte die nu verloren gaat en dat bespaart aardgas, want die stoom moet anders met een industriële gasketel gemaakt worden.”

Wat zijn de belangrijkste toepassingen?

“Wij werken voor de industrie, die heeft vaak hogere temperaturen nodig: 80 tot 200 °C of meer. En dat vind je niet in de huizen of kantoorgebouwen.

Overal waar warmte nodig is in de industrie – bijna alle productieprocessen vereisen enorme hoeveelheden warmte – kunnen wij onze warmtetransformator plaatsen.

Er zijn wel een paar uitzonderingen die op heel hoge temperaturen werken. Of waar de warmte moeilijk op te vangen is, bijvoorbeeld in rookgassen. Maar in het algemeen kan je stellen dat wij overal een substantiële energie-efficiëntie kunnen brengen.”

De jury bestempelde jullie als game changers. Wat kunnen jullie veroorzaken?

“De industrie - en dit is geen verwijt maar een vaststelling - gaat traag. Waarom? Elk bedrijf heeft zijn core focus. In alle dingen die niet in hun core technologie zitten, nemen ze niet veel risico’s.

Energietechnologie is een hulpmiddel. Ze willen natuurlijk allemaal zo weinig mogelijk aardgas verbruiken, vooral vanuit kostenperspectief. Maar ze gaan dat pas doen als dat echt bewezen is. Dat weten we. En daarom zijn de eerste projecten bij een aantal grote spelers zo belangrijk: het zet ons op de kaart. Je moet dat zo snel mogelijk bewijzen. Pas dan gaan we echt een game changer worden.”

“Nu, ons systeem is multi-inzetbaar, wat bij veel andere systemen niet is. Wij kunnen variëren in temperatuur en in de tijd. Een heel flexibel systeem dus. En op grote schaal bewezen. Het project dat we indienden was op 100 kilowatt schaal.

Nu zijn wij installaties aan het ontwerpen van 1 tot 5 MW voor enkele klanten. Dat is een factor 50 groter. Als die er staan, dan bouwen we dat en veel grotere ook in veel andere bedrijven. Dan wordt het een echte game changer omdat er eigenlijk niets anders is op het energielandschap.”

Wat betekent die nominatie voor de sustainability award voor jullie bedrijf?

“Een goede vraag. Uiteindelijk, waarom doe je mee aan zo een wedstrijd? Dat is om klanten te winnen. We zeggen aan onze klanten dat we iets goed hebben ontwikkeld. Iets dat wordt geapprecieerd door een vakjury. En we krijgen appreciatie door onze eigen buren in Antwerpen in de haven. Dat helpt om je klanten te overtuigen. Maar ook om breder bekend te worden: het is zo’n nieuwe technologie en wij kunnen ambassadeurs gebruiken.”

“We deden in 2015 mee de prestigieuze Emerging Technologies Competition van de Londense Royal Society of Chemistry. Dat is echt een toporganisatie. We wonnen de eerste prijs in de categorie duurzaamheid. Beter dan dat wordt het niet. Dat is echt een vakjury van specialisten uit die sector. Fantastisch. Ik dacht even dat we niet meer aan wedstrijden moesten deelnemen. We hadden de hoofdvogel afgeschoten.

Maar je mag zo niet denken. Je moet het anders zien. Het ondernemerschap is heel wisselvallig en een beetje labiel eigenlijk. Je moet er continu tegenaan blijven gaan. Een tegenslag? Positief blijven, ervoor gaan, dat is belangrijk in ondernemerschap. En blijven door het bos de bomen zien.”

Wat brengt de toekomst nog voor jullie?

“Er staat heel veel op stapel. We willen verschillende types klanten bereiken, als eerste focus was er de procesindustrie en nu komt ook de elektriciteitsproductie in het vizier. Maar vooral moeten onze eerste generatie-ontwikkelingen binnen dit en een jaar goed werken.

Die eerste lighthouses creëren geloofwaardigheid bij onze toekomstige klanten en dat zet ons op de kaart bij de hele industrie.

Ook belangrijk: je moet continu blijven innoveren. Dat doen we en daardoor kunnen we nog meer restwarmte oppikken.”