Over een toekomst waarin we niets meer weggooien

Het Mechelse Circular Innovation Lab (CiLAB) zoekt naar wegen om gebruikt textiel herop te waarderen. Initiatiefnemer Jan Merckx legt uit waarom de transitie naar een circulaire economie zowel sociaal als ecologisch én economisch moet zijn. Daarbij vertelt hij met tranen in de ogen over een van zijn collega’s, de Syrische vluchteling Shawkat Khalil, die kleding kan herontwerpen als geen ander. “Daar móét een markt voor zijn.”

Ik denk dat ik weet wat jullie bedoeling is.

Shawkat Khalil is afkomstig van Afrin, in Syrië, waar hij een eigen textielbedrijf leidde. Als vluchteling kwam hij in België terecht. Als vrijwilliger kwam hij in contact met Jan Merckx van CiLAB Collective.

“Zonder grote uitleg zei hij het”, vertelt Jan Merckx na in een uitgebreid videogesprek. “Shawkat had twee stukken kleding mee en begon die in stukken te knippen. Daarvoor bedacht hij meteen een nieuw ontwerp en maakte er een nieuw kledingstuk van.”

“Dat soort dingen willen jullie maken, hé?”, vroeg Khalil, terwijl Merckx zijn ogen uitkeek naar het indrukwekkende ontwerp van de vrijwilliger die CiLAB intussen via een interimcontract tewerkgesteld heeft.

Niks weggooien

Khalil had het niet beter kunnen samenvatten.

Met CiLAB, het Circular Innovation Lab, zorgen Merckx, zijn twee medeoprichters Clinton James Topley (die vanuit #icut2cre8 voornamelijk gericht is op de reparatie van jeans) en Sibille Diederichs (die met Joseffa inzet op de upcycling van hemden) en textieltalenten zoals Khalil voor een heropwaardering van kleding. Daarover vertelt Merckx honderduit tijdens het videogesprek dat uiteindelijk bijna twee uur zal duren. “Ik ben aan het zagen, hé?”, vraagt Merckx af en toe tussendoor. Het tegendeel is waar.

Hoe is CiLAB ontstaan en waar komt je eigen interesse in circulaire mode vandaan?

Jan Merckx: “Een aantal jaar geleden heb ik besloten mij helemaal te richten op het transitieverhaal: het enige werk wat ik nog wil doen, moet kaderen in mijn missie om de wereld in die richting te krijgen.”

“Ik heb eigenlijk een wetenschappelijke achtergrond, als apotheker. Voor barcodeorganisatie GS1 werk ik deeltijds rond standaardisatie. Barcodes zijn gecreëerd om het proces aan de kassa te vergemakkelijken. Zouden andere standaarden en technologieën – al weet ik niet zeker of ik een barcode een technologie zou noemen – kunnen helpen bij een circulaire economie? Via GS1 ben ik veel met textiel in contact gekomen. Voor het Vlaams Instituut voor Logistiek heb ik een project geleid om transitie te bekijken vanuit die logistieke hoek. Daar heb ik diepgaande kennis aan overgehouden. Het zou zonde zijn om die kennis te laten liggen, vond ik zelf.”

“Net op dat moment ontmoette ik Sibille van Joseffa en Clinton van #icut2cre8. Samen beslisten we om een textielatelier op te richten. Het is gestart als een soort hobby, op heel lokaal niveau, in Mechelen. De bedoeling is om onderzoek te doen naar de recuperatie van kleding, in de hoop dat we nooit nog iets moeten weggooien. We willen onder andere bedrijven helpen te evolueren van een lineair naar een circulair systeem. Dat koppelen we aan een lokaal verhaal, om de mensen weer bijeen te brengen, te weten wat er speelt.”

Zelfde loonvoorwaarden als iedereen

Hoe ben je dan met Khalil in contact gekomen?

Merckx: “Dat is eerder toevallig gegaan. Ik ben ook vrijwilliger bij de gereedschapsbibliotheek in Mechelen toen Caritas langskwam. ‘Mag Shawkat niet aan de slag om zijn Nederlands bij te werken?’, vroegen zij. Uit ons gesprek bleek hoeveel kennis hij over textiel had. In plaats van de klusbib wou ik hem graag betrekken bij wat wij doen in ons naaiatelier.

Shawkat heeft kennis die wij niet meer hebben. Niet enkel van de machines, maar ook: het inzicht hoe je zo’n kledingstuk als nieuw kunt maken.

Wat is jullie bedoeling? Zetten jullie mensen als Khalil in als vrijwilliger?

Merckx: “Dat willen we net niet: wij willen kijken hoe ons verhaal ecologisch, sociaal én economisch rendabel kan zijn. Het is net de bedoeling om een systeem op te zetten waarbij mensen kunnen werken aan de Belgische loonvoorwaarden. Er zijn veel duurzame merken die samenwerken met maatwerkbedrijven, die gesteund worden door de overheid. Wat die maatwerkbedrijven doen, is uiteraard noodzakelijk en nuttig. Maar het kan niet de bedoeling zijn dat merken goedkope werkkrachten inzetten en daar dan dezelfde marges opnemen.

Wij willen met visie toewerken naar een circulaire toekomst. Het is niet evident om in een land als België een duurzaam verhaal op de lange termijn op te bouwen. Onze economie is daar momenteel niet op voorzien. Wij wensen mensen die meewerken aan een circulaire economie te kunnen uitbetalen volgens de normen die hier gehanteerd worden. Daarom hebben we – na een hele zoektocht – een interimcontract opgesteld voor Shawkat, zonder dat we daar momenteel zelf iets aan overhouden.”

Jullie hebben jullie project opgestart in jullie eigen vrije tijd, “als een soort hobby”.

Merckx: “CiLAB heeft zelfs geen duidelijk financieel plan. Wij willen organisch groeien. We zien onszelf echt als een lab. Het helpt dat we met drie oprichters zijn die alle drie al heel wat kilometers op onze teller hebben staan – het is niet alsof we een lening moeten beginnen af te betalen. We hebben andere inkomsten als zelfstandige en gunnen onszelf de tijd om te kijken hoe we rendabel kunnen worden.

Soms gebeurt het dat we mensen in het atelier verwelkomen, om net als Shawkat te werken aan hun integratie, zonder dat we budget voor hen hebben. Dat zeggen we ook eerlijk. Maar de bedoeling is wel degelijk om een eigen textielbedrijf op te zetten dat rendabel is, zodat Shawkat net als vroeger een textielbedrijf kan runnen. Daar moeten dan geen 70 mensen in werken, maar 20, 30 of 40 werknemers zou fijn zijn. Daarvoor kunnen we samenwerken met textielbedrijven die opnieuw in ons land willen produceren.”

Ook fast fashion is welkom

Wat voor bedrijven mogen bij jullie aankloppen? Met wie werken jullie nu samen?

Merckx: “Ons eerste (betalend) project heet United Fashion. Via MAD Brussels kwamen we in contact met drie designers, die begeleid werden door Niki De Schryver van COSH! en die hun eigen prototypes wilden maken. Ze wilden volledig circulair zijn en kwamen zo bij ons terecht. Intussen hebben we een kleine collectie van honderd stuks voor hen gemaakt.

Ook met de Ursuline Bachelorschool in Mechelen werken we samen: met hen hebben we een doos vol fout geprinte sweaters herwerkt tot werkkleding, compleet met logo van Mechelen Mondiaal. Toepasselijk, want op hun M-Fair beurs van 2020 hebben wij onze opstart aangekondigd. Op de volgende M-Fair zullen de medewerkers die kleding dragen.”

“Zowel high end ontwerpers als fast fashion bedrijven zijn wat ons betreft welkom. Je kan zeggen over fast fashion wat je wil, maar de kledingwereld is dankzij – jawel, dankzij – dat soort merken inclusiever geworden. Steeds meer mensen hebben toegang tot heel veel kledij, dat is deel van onze identiteit. Dat kunnen we niet zomaar terugdraaien: we kunnen niet zomaar terug enkel dure kledij opleveren, want dan zouden we een derde van onze bevolking de toegang tot kleding ontzeggen.

Daarom is het belangrijk om ook fast fashion mee te nemen. Bedrijven als H&M of, in eigen land, JBC werken wel degelijk aan een roadmap om te verduurzamen. Soms zijn ze veel beter bezig dan de merken die zichzelf in de markt prijzen als duurzaam merk. De zaken beginnen stilaan te veranderen.

Vijf à zes jaar geleden had ik niet durven te dromen dat we nu zover zouden staan.

Je klinkt heel positief, terwijl de textielketen nog steeds veel problemen kent. Tijdens de coronacrisis zijn bijvoorbeeld heel veel arbeiders op straat beland zonder wedde. Wat stemt jou zo optimistisch?

Merckx: “Ik ben ook echt optimistisch, enerzijds als mens, omdat ik merk dat meer en meer individuen in de juiste richting aan het denken zijn. Er vormt zich steeds meer een netwerk van gelijkgestemden rond dit thema. Zo kom ik bijvoorbeeld mensen tegen die bij bepaalde merken werken, maar diie steeds vaker zeggen dat ze dat merk niet vertegenwoordigen of willen lobbyen: ze willen deelnemen aan gesprekken om hun expertise als mens te delen. We zien in dat we geen poppen of spreekbuizen zijn. Dat spreekt van een zekere maturiteit.”

“Anderzijds ben ik ook optimistisch op politiek vlak, omwille van de richting waar de Green Deal in Europa naartoe gaat. Dat gaat heel gestructureerd, maar tegelijk is er een versnelling hoger geschakeld. De vraag hoe we tot een circulaire wereld zullen komen, komt niet louter voort uit een bezorgdheid om het klimaat. Europa heeft geen grondstoffen, staat op dat vlak economisch zwak. We hebben het ‘geluk’ dat de twee samengaan op dit moment, dat dat een draagvlak creëert voor de circulaire economie.

Op dit moment wordt amper 1 procent van het textiel hoogwaardig gerecycleerd. We zijn dan wel in staat om kleding lànger in de markt te houden, maar het percentage om het vollédig in de markt te houden, is heel laag.

Aan het einde van de rit heeft textiel geen economische waarde, zit het zelfs onder nul van waarde. Hoe krijgen we dat tot een product dat wel nog een waarde heeft? Daar wordt stapje voor stapje over nagedacht. Het is aan de lidstaten om de concepten die Europa aanbiedt op een gecoördineerde en efficiënte manier te implementeren.”

Spil in de circulaire economie

Als we het over circulariteit hebben, gaat het inderdaad vaak over het gebrek aan grondstoffen in Europa en hoe binnen een circulaire economie op lokaal vlak grondstoffen hergebruikt kunnen worden. Een van de zaken die sinds de coronacrisis naar boven gekomen is, is de wil om aan 'reshoring' te doen, opnieuw lokaal (of lokaler) te produceren. Kan een project zoals CiLAB daar een antwoord op bieden, een oplossing voor zijn?

Merckx: “We hopen een deel van het antwoord te zijn. Dat is een van de voordelen van het feit dat we een labo zijn: we kijken op een holistische manier naar de industrie. De vergaarbak van kledij moet circulair worden in de toekomst. Hoe doen we dat?

Het beste zou zijn om textiel mechanisch te recycleren, om het design van producten zodanig aan te passen dat we ze nadien uit elkaar kunnen halen. Maar dat is niet evident, daar zouden wetten rond gemaakt moeten worden. Is dat dan een sprong te ver? Mechanische recyclage staat gelukkig niet alleen, er is ook chemische recyclage, om textiel terug tot een molecule te herleiden. We zien dat polyester oneindig zou kunnen gerecycleerd worden, op een hoogwaardige manier, naar producten die net meer waard zijn in plaats van minder. Op die manier kan het een rendabel economisch verhaal worden.

We zijn er bijlange nog niet, maar we kunnen er geraken. Het is niet de bedoeling om met CiLAB aan chemische recyclage te doen – tenzij er straks een hogeschool zou aankloppen om daarrond samen te werken – maar we kunnen ook andere processen opzetten, zoals spinnen en weven. Het gaat om processen die we kwijt zijn. Zouden die opnieuw hier kunnen gebeuren? Dat willen we verder onderzoeken.”

Maar zoals je eerder zei, zit textiel momenteel echter onder nul qua waarde: merken moeten betalen om hun oude stock kwijt te raken, het is zelfs goedkoper om textiel te verbranden dan het te stockeren.

Merckx: “Ons land telt veel verbrandingsovens. De vergaarbak van kledij moet circulair worden in de toekomst, zoals ik al zei, maar momenteel zien we vooral veel verbranding met energie-recuperatie. Dat is niet bepaald circulair.”

Kunnen bedrijven dan zomaar aankloppen met hun oude stock bij projecten als CiLAB?

Merckx: “Samenwerken is een van de pijlers van de circulaire economie. We zouden niks liever willen dan hier een spil in te worden. Iedereen die vanuit de juiste intenties onderneemt, die met duurzame kledij wil werken, mag aankloppen. Als we ons verhaal naar bedrijven toe brengen, spreekt het geweldig aan. Ook op lokaal niveau wordt de kwaliteit van iemand als Shawkat geweldig gewaardeerd. Er is nog weinig vakmanschap in Vlaanderen, we zijn dat hier allemaal kwijt. Shawkat praat iedereen onder tafel op vlak van kleren maken. Dat spreekt bedrijven wel degelijk aan. En ook de sfeer die hij meebrengt, is iets wat we niet meer gewoon zijn: na vergaderingen speelt Shawkat op een bouzouki, zijn gitaar van in Syrië. Ik krijg er tranen van in mijn ogen als ik erover vertel. Dat vind ik zo mooi. Vluchtelingen worden te vaak als ‘marginaal fenomeen’ bekeken. Onterecht, want elke mens is waardevol.

Dankzij CiLAB ben ik al de ene schitterende mens na de andere tegengekomen. Wij hebben geen strak businessmodel, dat klopt. Maar dat lijkt me niet gezond binnen een circulaire economie, die ook sociaal wil zijn. We willen kunnen voelen waar de markt heengaat en daarop inspelen.