Een cirkel als methodiek

“Een duurzaam alternatief voor het geglobaliseerde systeem van produceren en consumeren.” Zo omschreef de jury van de Henry Van de Velde Awards zijn laureaat Circle Sector.

Het is een laboratorium voor de circulaire economie mét resource map om lokale, ecologische materialen in kaart te brengen. Een langverwacht gesprek met bezieler Ben Hagenaars, product designer en postdoctorandus aan de Luca School of Arts in Genk.

“Noem ons eerder een methodiek.” Dat maakte Ben Hagenaars van in het begin van het interview duidelijk. “Circle Sector is een laboratorium, een platform,… Maar nog meer is het een manier van werken.”

Klinkt simpel. Is het ook. Je tekent een cirkel op de kaart – “niet per se letterlijk,” zegt Hagenaars daar snel bij, “maar dat is wel degelijk het principe” – en bekijkt wat voor materialen, expertise en infrastructuur er aanwezig zijn in die regio.

Zo kan Circle Sector lokale grondstoffen mappen en tegelijk inspiratie bieden voor ontwerpers en experten. “Zij kunnen proberen te ontwerpen vanuit de beperking van wat er aanwezig is.”

Wat doet Circle Sector dan juist?

Hagenaars: “Zelf onderzoek ik de rol van design in relatie tot duurzaamheid. De basis van de problematiek is de grondstoffenschaarste. Als product designer heb je wel degelijk een impact op de maatschappij. Een populaire designmethode vandaag de dag is human centered design. Dat klinkt erg positief, maar als je enkel de mens centraal zet, verloochen je de natuur. Wat meer is: je krijgt heel generieke producten, want je ontwerpt voor ‘iedereen op de wereld’. Wij draaien die redenering om.”

“Design zit in een heel globale, lineaire context: er is een grote afstand tussen de mensen die de dingen maken, de mensen die ze ontwerpen en de mensen die ze gebruiken. Allicht heeft dat het grootste potentieel om winst te maken, vermoed ik? We maken de afstand kleiner, ontdekken andere systemen, creëren interactie met de eindgebruiker. Zo krijg je een veerkrachtige lokale economie.”

Past dat in de huidige tijdsgeest? Als ik mijn radio-app open, hoor ik niks anders dan reclame over duurzaamheid.

Hagenaars: “Naar mijn gevoel leeft het nu enorm, ook op beleidsniveau. In Europa heb je de Green Deal, op globaal niveau de Sustainable Development Goals,… Iedereen heeft er zijn mond van vol. Maar zolang het op beleids- en academisch niveau blijft hangen, wordt het niet tastbaar en kunnen we geen echte impact genereren. Daarom willen we testen doen, projecten presenteren aan de mensen en zo aantonen dat ons systeem zijn waarde heeft.”

Schoenen liever repareren dan recycleren

Kan je een voorbeeld geven van een project van Circle Sector?

Hagenaars: “Custom Territory is een van onze projecten dat al het meest vergevorderd is. Het gaat om ontwerpers die sneakers maken op een lokale, circulaire en participatieve manier. Totaal het tegenovergestelde van het globale, lineaire, exclusieve plaatje.”

Participatief, in welke zin?

Hagenaars: “Een van de eerste acties van Custom Territory was op het MOOI Festival in Antwerpen. Daar hebben onze studenten een ruimte ingericht alsof het een schoenatelier was. Als ware schoenmakers haalden festivalgangers schoenen uit het rek, haalden ze die uit elkaar en staken ze die weer in elkaar. Dat was erg DIY, met nietjes, lijm,… Op het einde van dat geknutsel was de schoen niet meer draagbaar. Maar de boodschap was duidelijk: de bedoeling is om de eindgebruiker mee in het design- en maakproces te betrekken.”

Past dat wel binnen een circulaire economie, zomaar schoenen kapotmaken en ze oplappen op een onbruikbare manier?

Hagenaars: “Het gaat om een experiment. We zijn natuurlijk niet vertrokken vanuit nieuwe schoenen, maar van afgedankte schoenen waar anders niks meer mee zou gebeuren. De bedoeling is om de transitie te faciliteren, uit schoenen die afgedankt zijn nieuwe schoenen te ontwikkelen. Schoenenreuzen zijn ook bezig met circulair design, maar zij zetten vooral in op recyclage. Schoenen langer schoenen te laten zijn, zonder dat je nieuwe moet kopen, spreekt hen minder aan. Reparatie maakt geen deel uit van het systeem. Meer zelfs: het is vaak goedkoper om nieuwe spullen te laten maken dan ze te laten repareren. Vanuit het standpunt van de circulaire economie is dat erg jammer. Wij hebben een levenscyclusanalyse laten uitvoeren door Vito. Daaruit blijkt duidelijk dat repareren veel duurzamer is dan recycleren. Onze bedoeling is dus om een schoen zo lang mogelijk schoen te laten zijn.”

Hoe gaat Custom Territory te werk?

Hagenaars: “De ontwerpers gaan lokaal op zoek naar reststromen. Dat gaat om postconsumer waste, bestaande schoenen, maar evengoed om offcuts vanuit de industrie waar we kleine stukjes rubber of leer kunnen halen. De upper van de schoenzool – het deel van je schoen dat het hardst afziet als je hem veel draagt – gaan we verwijderen. Daar steken we onze eigen leesten in. Het is niet de bedoeling om de schoen volledig af te breken, maar hem opnieuw te reconstrueren. Ambiorix, de laatste schoenenproducent van België, voegt er een overzool aan toe. Het gaat om een modulaire zool, die gemakkelijker te repareren valt en zo lokaal kan blijven circuleren. De zool is eigenlijk een onderdeel, niet per se een afgewerkt prodcut”

Is elke schoen dan niet anders dan anders? Spreekt dat retailers wel aan, dan?

Hagenaars: “Ja, elke schoen is anders, maar dat is juist interessant. Zo’n gepersonaliseerd product kan net een troef zijn. De standaardisatie gaat niet volledig overboord, omwille van die schoenzool. De bedoeling is om een ambachtelijk project op te zetten op lokaal niveau. Die zoektocht interesseert mij mateloos. We beginnen heel ruim, denken bijna utopisch, maar komen uiteindelijk bij een zo realistisch mogelijk businessplan uit.”

Zo lokaal mogelijk

Lokaal in het geval van Custom Territory is niet Limburg, maar Antwerpen.

Hagenaars: “Op de schaal van een stad willen we kijken wat er mogelijk is. Hoe kunnen we onze designprincipes toepassen op wat er in Antwerpen voorhanden is? Zo werken we onder meer samen met een meubelstoffeerder, die stof van oude meubels doorgeeft waar wij schoenen mee kunnen oplappen. Maar evengoed kunnen we aan de slag met kapotte mountainbikebanden. We hebben drie ambassadeurs, waaronder een professionele danser, dus die schoenen moeten wel degelijk extreem goed zitten. Zo hebben we meteen al een proof of concept. Het is ook de bedoeling om hun identiteit mee te nemen in het ontwerpproces, en zo de lokaliteit te onderstrepen.”

Heb je nog voorbeelden van projecten van Circle Sector, bijvoorbeeld in Limburg zelf?

Hagenaars: “Vanuit Wanderful.Stream hebben we een interregionaal Europees traject met meubels in Limburg. Twee bedrijven zijn daarin meegestapt: Veldeman Bedding en Indera (MECAM Group). Die eerste maakt bedden, de tweede sofa’s. Het gaat om twee compleet verschillende bedrijven, elk met een andere doelgroep. Maar de maakbedrijven liggen wel in dezelfde regio en vertrekken allebei vanuit houtstructuren. Hun productielijn is dus erg gelijkaardig, hun grondstoffen zijn gelijkaardig, ze opereren enkel binnen een andere context. Dus hebben we hen gevraagd om mee te doen aan een designoefening met de studenten, waarbij ze hetzelfde constructiesysteem zouden gebruiken.”

Hoe moet ik mij dat voorstellen?

Hagenaars: “Het is eigenlijk een soort bouwsysteem voor meubels. Zie het als een mekano, een open constructie. Beide bedrijven gebruiken dezelfde componenten, maar in de afwerking – in de manier waarop het gestoffeerd wordt, bijvoorbeeld – bepalen de bedrijven hun identiteit. Als klant zie je niks van dat frame, maar je kan het wel terug bezorgen via een take back-systeem: dan moeten de bedrijven enkel de stof erafhalen, de basisstructuur uit elkaar schroeven en in een andere configuratie opnieuw tot leven brengen. Vroeger werkten die twee bedrijven naast elkaar, nu delen ze hun expertise en grondstoffen, kunnen ze samen dat logistiek systeem opzetten.”

Staan veel bedrijven voor zo’n samenwerking te springen? Het meest gehoorde excuus in de markt is en blijft het concurrentie-argument.

Hagenaars: “Concurrentiële belangen zijn een barrière, dat klopt. Wij werken aan een maatsysteem dat open source is, waar iedereen elementen aan kan toevoegen, zodat zoveel mogelijk bedrijven van de database van onderdelen gebruik kunnen maken. Alleen zijn bedrijven zelf eerder geïnteresseerd in een eigen licentie. Gelukkig hebben we twee spelers gevonden die aan ons project wilden meenemen. We zijn nog aan het bekijken hoe we het systeem zullen vormgeven, bijvoorbeeld onder de licentie Creative Commons. We zullen de bedrijven alleszins motiveren om zo open mogelijk te zijn. De bedrijven steken hier veel energie en tijd in en hopen daar natuurlijk op termijn een return van te krijgen, een waarde om zich mee te onderscheiden.”

Problem solvers of problem makers?

Hoe ben je zelf geïnteresseerd geraakt in de circulaire economie?

Hagenaars: “In mijn doctoraat onderzocht ik, zoals ik eerder zei, de rol van design in relatie tot duurzaamheid. Hoe kunnen we die circulaire economie versnellen? Speelt design daar een rol in? Aan mijn studenten stel ik altijd deze vraag: zijn wij problem solvers of problem makers? Zo probeer ik hen wat uit te dagen. Ontwerpers nemen graag het woord 'problem solver' in de mond. Goed design betekent een goede oplossing, geen oplossing die net meer problemen met zich meebrengt.”

Hoe open staan studenten voor duurzaamheid? Zie je daar een evolutie in?

Hagenaars: “Circle Sector is inmiddels een traject binnen de opleiding geworden. Ik zie de studenten pas voor het eerst in de tweede bachelor. Het is niet alsof ze uit de lucht vallen dan, maar ze denken er wel nog niet zo ver over na. Al vind ik dat ze er steeds meer bewust mee bezig zijn, op een heel activistische manier. Ik ervaar een momentum; steeds meer jongeren willen verandering zien. Ze willen de dingen aanpakken, soms op een naïeve manier misschien. Maar dat naïeve activisme is belangrijk om op de ene of andere manier te bewaren, omdat we ons anders te snel neerleggen bij hoe de dingen nu al georganiseerd zijn. Anders kan je niks aanpassen, laat staan veranderen.